3.4 Paragraaf Financiering

De paragraaf financiering geeft inzicht in het verwachte risicoprofiel van de gemeente Nieuwkoop op het terrein van de treasury. In deze paragraaf gaan wij achtereenvolgens in op het al bestaand beleid, het risicobeheer, de financieringsbehoefte, de ontwikkeling van de leningenportefeuille, het risicobeheer, de kasgeldlimiet en de risiconorm.

Bestaand beleid
In de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde en prudente inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie bij decentrale overheden. De Wet Fido verplicht de gemeente tot het opstellen van twee instrumenten op het gebied van treasury, te weten een treasurystatuut en een treasuryparagraaf. Het treasurystatuut is onderdeel van de Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2017.
Het huidige treasurystatuut is van 1 januari 2015 in werking getreden. In het treasurystatuut wordt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten.
Conform de Wet Fido wordt de paragraaf Financiering opgenomen in de begroting en de jaarrekening, waarin de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury worden weergegeven.

Rentebeleid
De uitvoering van de treasury vereist snelle beslissingen in een complexer wordende geld- en kapitaalmarkt. Renterisico’s bij het aantrekken en uitzetten van gelden worden beperkt door de overeen te komen rentepercentages bij deze transacties te baseren op een rentevisie. Onze rentevisie wordt o.a. gebaseerd op informatie van de huisbankier.
De korte rente is in het algemeen lager dan de lange rente. Op grond van deze veronderstelling is het uitgangspunt om de financieringsbehoefte eerst te dekken met de maximaal toegestane kasgeldlimiet en de resterende behoefte te dekken met langlopende leningen. Van deze looptijd kan worden afgeweken indien deze kan worden gekoppeld aan andere financiële posities. Met deze aanpak gaat de gemeente er van uit dat - rekening houdend met ons risicoprofiel - de financieringskosten zo laag mogelijk zijn.

Risicobeheer
Het risicobeheer is gericht op het beperken van financiële risico’s. In het treasurystatuut zijn richtlijnen en limieten opgenomen, die de basis vormen voor alle transacties op dit gebied. Daarnaast geeft de Wet Fido normen voor het beperken van risico’s. De belangrijkste risicocategorie is het renterisico, waarvan de kasgeldlimiet en de renterisiconorm belangrijke richtlijnen zijn om renterisico’s te beperken. De kasgeldlimiet heeft betrekking op leningen met een rentetypische looptijd tot één jaar en de renterisiconorm heeft betrekking op leningen met een rentetypische looptijd vanaf één jaar. Het doel van deze normen van de Wet Fido is te voorkomen dat bij herfinanciering van de leningen bij (aanzienlijk) hogere rente grote verschillen optreden in de hoogte van de rente die de gemeente moet betalen. De normen beperken de budgettaire risico's. Het niveau van de kasgeldlimiet is gelimiteerd op 8,5% van de begrote lasten. De renterisiconorm houdt in dat de jaarlijkse verplichte aflossingen en renteherzieningen niet meer dan 20% van het begrotingstotaal mogen bedragen. De norm beoogt een evenwichtige opbouw van de leningen in de tijd. De provincie toetst de kasgeldlimiet en de renterisiconorm uit hoofde van financieel toezicht.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het wettelijk maximum aan leningen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar. De kasgeldlimiet staat de gemeente Nieuwkoop momenteel toe de financieringsbehoefte tot een bedrag van € 7 mln te dekken met kortlopende geldleningen. Zodra de verwachting is dat deze limiet langer dan twee kwartalen wordt overschreden wordt een langlopende geldlening aangetrokken.

Gelet op de lagere rente voor kredietfaciliteiten maakt de gemeente zoveel mogelijk gebruik van de toegestane norm.

Kasgeldlimiet (x € 1.000)

Rekening 2017

Begroting 2017

1

Lasten primitieve begroting per 1 januari

78.137

78.137

2

Begrotingswijzigingen

4.757

3

Begrote lasten

82.894

78.137

4

Maximaal toegestane kasgeldlimiet (8,5%)

7.046

6.642

5

Gemiddeld overschot vlottende korte middelen

45.544

23.184

Overschot t.o.v. kasgeldlimiet

52.590

29.826

In 2017 is de kasgeldlimiet niet overschreden.

Renterisiconorm
De renterisiconorm bepaalt het feitelijke renterisico op de langlopende lening. Jaarlijks mogen de renterisico’s van renteherziening en herfinanciering niet hoger zijn dan 20% van het begrotingstotaal. Wanneer een gemeente een groot gedeelte van zijn schuld moet aflossen en in plaats daarvan nieuwe financieringsmiddelen moet vinden, dan kan dit (in het geval van een stijgende rentevoet) de jaarrekening negatief beïnvloeden.

In 2013 is er een fixe-lening afgesloten van 17 mln voor de duur van 4 jaar. In 2017 is deze lening volledig afgelost, hierdoor wordt de renterisiconorm incidenteel overschreden.

Renterisiconorm (x € 1.000)

2017

1a

Renteherziening op langlopende schuld o/g

0

1b

Renteherziening op langlopende schuld u/g

0

1

Netto renteherziening op langlopende schuld (1a+1b)

0

2a

Nieuw aangetrokken langlopende schuld

0

2b

Nieuw uitgezette langlopende leningen

0

2

Netto nieuw aangetrokken langlopende schuld (2a+2b)

0

3

Betaalde aflossingen

25.818

4

Herfinanciering (laagste van 2 en 3)

0

5

Renterisico langlopende schuld (1+4)

-

6

Stand langlopende schuld per 1 januari

56.011

7

Renterisiconorm (20% van begrotingstotaal bij aanvang)

15.627

Ruimte onder renterisiconorm (7-5-3)

-10.191

Schatkistbankieren
In december 2013 is het schatkistbankieren voor decentrale overheden ingevoerd. Voor decentrale overheden betekent dit dat zij al hun overtollige middelen niet langer mogen aanhouden bij banken, maar dit moeten aanhouden in de schatkist bij het ministerie van financiën.
Gelden tot een drempelbedrag mogen buiten de schatkist worden aangehouden. Dit drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan € 500 mln. Voor Nieuwkoop bedroeg dit drempelbedrag in 2017 € 586.298. In de toelichting op de balans is verantwoording afgelegd over het gebruik van het drempelbedrag in 2017.

Financieringsbehoefte
Per 1 januari 2017 werd rekening gehouden met een financieringsoverschot van € 23.184.000. Dit is het verschil tussen de aanwezige vaste financieringsmiddelen en de boekwaarde van de investeringen en de te financieren grondexploitaties. In werkelijkheid was er per 1 januari 2017 een financieringsoverschot van € 45.544.000.
Het verschil t.o.v. de begroting is als volgt te verklaren:
- hogere stand van de reserves per 1-1-2017 i.v.m. hoog rekeningsaldo 2016.
- hogere stand van de voorzieningen per 1-1-2017 door o.a. lagere uitgaven op onderhoudsvoorzieningen in 2016 en niet geraamde stortingen in de voorzieningen wethouderspensioen en nadelige saldi grondexploitaties bij de jaarrekening 2016.
- lager saldo vaste activa, door lagere investeringen in 2016 dan geraamd.

Financieringsbehoefte (x € 1.000)

Begroting 2017

1 januari 2017

31 december 2017

Vaste financieringsmiddelen:

Reserves

44.461

49.927

49.374

Voorzieningen

61.022

67.118

69.243

Opgenomen leningen

56.011

56.011

40.193

Totaal

161.494

173.056

158.810

Te financieren

Vaste activa

55.568

42.617

47.933

Grondexploitaties (incl. ov. voorraad)

82.742

84.895

76.361

Totaal

138.310

127.512

124.294

Financieringsoverschot

23.184

45.544

34.516

Samenstelling Leningenportefeuille
Het overzicht van de leningenportefeuille ziet er als volgt uit:

Leningenportefeuille

Begroting 2017

31 december 2017

Restantbedrag begin boekjaar

56.011

56.011

Aflossingen

25.818

25.818

Nieuwe geldleningen

10.000

10.000

Restantbedrag einde boekjaar

40.193

40.193

De gemiddelde rente op de leningen bedraagt 2,69%.

Renteresultaat en wijze van toerekening
Het verschil tussen de financieringslasten en -baten (rente) enerzijds en de toerekening daarvan aan producten anderzijds vormt het renteresultaat. Voor 2017 is er sprake van een voordelig renteresultaat op treasury. Dit is het gevolg van een rente-bate op obligaties ad € 108.000. Deze rente-bate staat los van de projectfinanciering en is geen 'winst' als gevolg van het intern toerekenen van een (te hoge) rekenrente aan de grexen.

Rente toerekening (x € 1.000,--)

2017

a.

De externe rentelasten over de korte en lange financiering

1.299

b.

De externe rentebaten

-108

Totaal door te rekenen rente

1.191

c.

De rente die aan grondexploitaties moet worden doorberekend

-1.235

De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

Saldo door te rekenen externe rente

-44

d1

Rente over eigen vermogen

0

d2

Rente over voorzieningen (gewaardeerd op contante waarde)

0

De aan taakvelden toe te rekenen rente

-44

e.

De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente

0

f.

Rente resultaat op het taakveld treasury

-44

EMU-saldo
Het zogenoemde EMU-saldo van de totale Nederlandse overheid (ook wel financieringstekort, het begrotingstekort van de totale collectieve sector) is al jaren negatief. Overschrijdt het EMU-tekort in enig jaar de 2,5% van het BBP – de zogenoemde signaalwaarde – dan is een land verplicht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het tekort niet verder oploopt.

Anticiperend op een mogelijke toekomstige situatie waarin wel de norm van 2,5% overschreden wordt, zijn in bestuurlijk overleg tussen rijk en gemeenten afspraken gemaakt. Deze afspraken moeten leiden tot meer inzicht in de ontwikkeling van het EMU-saldo van gemeenten. Met ingang van de begroting 2008 moeten de gemeenten in dat verband in hun financiële verantwoording en begroting een prognose opnemen van hun eigen EMU-saldo. Voor Nieuwkoop ziet deze prognose er als volgt uit:

EMU-saldo (x € 1.000)

2017

2018

1

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves

-1.460

1.125

2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

1.685

2.056

3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

5.997

2.338

4

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

7.799

8.992

5

Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4

0

0

6

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord

330

0

7

Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)

6.373

11.100

8

Baten bouwgrondexploitatie: baten voor zover transacties niet op exploitatie verantwoord

14.854

11.709

9

Lasten op balanspost voorzieningen voor zover deze transacties met derden betreffen

1.824

1.642

10

Lasten i.v.m. transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten

0

0

11

Verkoop van effecten: verwachte boekwinst op de exploitatie

0

0

Berekend EMU-saldo (1+2+3–4+5+6–7+8–9–10–11)

5.410

-4.506

De posten 2, 3, 5, 6 en 8 verkleinen het EMU-tekort en de posten 4, 7, 9, 10 en 11 vergroten het EMU-tekort.
Het EMU-saldo over 2017 van de gemeente Nieuwkoop is positief, hetgeen landelijk het EMU-tekort verlaagt. Het geprognosticeerde EMU-saldo voor 2018 is negatief. Dit verhoogt het landelijke EMU-tekort.